Floor van Spaendonck on Sat, 18 Jun 2011 10:35:13 +0200 (CEST)


[Date Prev] [Date Next] [Thread Prev] [Thread Next] [Date Index] [Thread Index]

Re: [Nettime-nl] Max Bruinsma: Ministerie van Marketing / Vernieuwend cultuurbeleid afgeschaft


Voor Patrice en voor diegene die nieuwsgierig zijn geworden naar de overheidsplannen en creatieve industrie:
http://www.rijksoverheid.nl/ministeries/eleni/nieuws/2011/06/17/kansrijke-voorstellen-topteams-om-positie-nederland-in-de-wereld-te-versterken.html
Inderdaad ontbreken nu voor de kunsten en de creatieven enige vergezichten.
De agenda voor de nieuwe samenwerking van NAI, Premsela en Virtueel Platform moet nog worden gemaakt. Houdt moed.

Floor

Op 6/18/11 9:48 AM, Patrice Riemens schreef:
Bij toeval gevonden, omdat ik op zoek was naar het vermaledijde (en nog op
te richten?) 'Fonds voor de Creatieve Industrie'. Google gaf maar een
link:


http://www.items.nl/2011/6/13/het-ministerie-van-de-markt/


Max Bruinsma
Vernieuwend cultuurbeleid afgeschaft

De regering heeft zijn voornemen om zich terug te trekken uit de kunsten
uitgevoerd. Alles wat streeft naar vernieuwing in andere zin dan als
uitkomst van een soort Idols-achtige publiekspoll, kan de steun van het
Rijk vergeten.

Zou het de Christelijke invloed op de coalitie zijn? Lucas 19: 26: "Ik zeg
u: aan wie heeft, zal gegeven worden en wie niet heeft, hem zal worden
afgenomen zelfs wat hij heeft!" Of toch de liberale afstandelijkheid?
Thorbecke: "De regering is geen oordelaar over wetenschap en kunst." Of
misschien het PVV-gevoel: linkse hobby's moeten bij de enkels worden
afgezaagd?

De drie hierboven opgeroepen denkbeelden komen naadloos samen in de
plannen die afgelopen vrijdag door staatssecretaris Zijlstra zijn ontvouwd
-- je kunt niet zeggen dat deze regering niet doet wat hij zegt. Maar de
zalvende retoriek van de motivatie achter het beleid ("Het kabinet staat
voor een toekomstgericht cultuurbeleid. De maatregelen zijn daarom gericht
op een sterke cultuursector, die ondernemend en innovatief is.") is een
bombastische leugen, althans waar het 'toekomst' en 'innovatie' betreft.
De kabinetsplannen komen ontegenzeggelijk neer op een focus op het
verleden en op bekende kwaliteit. Waar in de nota erkend wordt dat "het
rijk een rol (heeft) als het gaat om het stimuleren van vernieuwing en
talent," wordt tegelijkertijd vrijwel de gehele infrastructuur die die
stimulering tot nu toe vormgaf afgeschaft: een bijna halvering van het
budget van het Mondriaanfonds (de fusie van Mondriaan Stichting en Fonds
BKVB), afschaffing van steun aan postacademiale kunstopleidingen,
afschaffing van steun aan 'alle instellingen voor talent-ontwikkeling,'
afschaffing van ondersteuning van 'productiehuizen,' drastische
vermindering of afschaffing van steun aan bemiddelende instellingen zoals
sectorinstituten en tijdschriften.

De zorg voor vernieuwing wordt aldus aan de markt gedelegeerd, dat wil
zeggen aan de producenten, de makers. Zij moeten zelf investeren in R&D,
maar tegelijk ook meer tijd en geld besteden aan vergroting van het
publieksbereik, educatie en sponsorwerving. Meer taken voor minder geld
betekent dat vernieuwing een nog groter bedrijfsrisico wordt dan het
altijd al was. Met de obsessieve reclame die dit kabinet maakt voor de
zegeningen van marktwerking in de kunsten, leidt de nota tot één
overwegende conclusie: cultuuruitingen die de mensen kennen en waarvoor ze
willen betalen mogen rekenen op extra ondersteuning van het Rijk. Alles
wat streeft naar vernieuwing in andere zin dan als uitkomst van een soort
Idols-achtige publiekspoll, kan de steun van het Rijk vergeten.

Voor het design lijkt er een lichtpuntje in deze afschaffing van op
vernieuwing gericht, marktcompenserend cultuurbeleid zoals we dat sinds
een halve eeuw kennen. Voor het eerst worden architectuur en vormgeving
onder één paraplu gebracht, met een eigen fonds, het Fonds voor de
Creatieve Industrie, waarbij ook de nieuwe media worden gevoegd. De
aankondiging van dat nieuwe fonds levert één van de meest ronkende
passages van Zijlstra's nota op: "Het kabinet heeft de creatieve industrie
aangewezen als een van de topgebieden die een belangrijke economische en
maatschappelijke meerwaarde voor Nederland hebben." Dat lijkt mooi, maar
het valt op dat in deze zin het woord 'cultuur' niet voorkomt. Genoemde
'topgebieden' ressorteren dan ook onder het ministerie van Economische
Zaken, Landbouw&  Innovatie, het superministerie van de Markt, zullen we
maar zeggen. Op de site van de Rijksoverheid wordt de topsector 'Creatieve
industrie' als volgt omschreven: "De creatieve sectoren (zoals design,
media en entertainment, mode, gaming en architectuur) zorgen ervoor dat
steden aantrekkelijk worden voor toeristen, bedrijven en bewoners. Ook in
het buitenland is Nederland beroemd. Bijvoorbeeld door Dutch Design,
gebouwen van architecten en musici." Punt.

Het is een in perfecte Jip-en-Janneketaal verwoordde samenvatting van de
geest die door het nieuwe cultuurbeleid waart: cultuur is een
onderafdeling van de economie geworden, en net als elke andere
bedrijvigheid gericht op productie voor de consumentenmarkt, marktaandeel
en winstmaximalisatie. Het nieuwe fonds voor de Creatieve Industrie en het
bijbehorende nieuwe sectorinstituut, een fusie tussen NAI, Premsela en
Virtueel Platform, gaan zich dus bezig houden met 'gebouwen van
architecten en musici, die aantrekkelijk gevonden worden door toeristen,
bedrijven en bewoners.' Ik betwijfel of de zittende directies en besturen
van de drie te fuseren instituten met deze agenda kunnen leven. Zij zullen
het 'Topteam' dat onder leiding van 'Trekker' Victor van der Chijs
(jurist, managing partner van OMA, ex-ING, ex-Schiphol) namens het
ministerie de creatieve industrie moet versterken, vertellen dat design,
architectuur en nieuwe media niet zozeer behoefte hebben aan
marketingassistentie, en dat het de sector economisch inderdaad voor de
wind gaat. Waar behoefte aan is, is marktonafhankelijk onderzoek,
cultuurkritische analyse, en cultureel-maatschappelijke inbedding van
design en architectuur, niet alleen in Nederland, maar globaal. Waar
behoefte aan is, is onderzoek naar what design can do voor de vraagstukken
waar de markt niet meteen een verkoopbaar antwoord op heeft. Vraagstukken
van overproductie en overconsumptie, van integratie en duurzaamheid, van
bereikbaarheid en vrije communicatie, van culturele uitwisseling en
verdieping. Als de Toppers dat bedoelen met hun ambitie om "haalbare
acties voor te stellen om de bijdrage van de creatieve industrie aan de
innovatiekracht van Nederland verder te versterken," hebben ze mijn zegen.

Maar ik ben niet de enige met twijfels. Ook vanuit de wetenschap wordt de
massieve verplaatsing van overheidsgeld voor onafhankelijk onderzoek naar
de markt met lede ogen bekeken. De anderhalf miljard die het Rijk uittrekt
voor zijn 9 Topsectoren gaan exclusief naar die takken van bedrijvigheid
waarin Nederland al een voorsprong heeft. Dat het economische succes van
die sectoren evenzeer te danken is aan een infrastructuur van
wetenschappelijk onderzoek, experimenterend design en kritische kunsten
als aan zakelijk ondernemerschap lijkt geheel vergeten. Sterker, het Rijk
gaat er van uit dat de sectorinstituten en fondsen voor wetenschappelijk
onderzoek (KNAW en NWO) zelf nog een slordige 350 miljoen richting
bedrijfsgebonden onderzoek gaan ombuigen.

Terwijl het Rijk zijn eigen infrastructuur voor onafhankelijke
wetenschappelijke en culturele research&  development afbreekt, gaan er
dus enorme geldstromen naar de subsidiëring van de R&D van succesvolle
bedrijven. De 'topambities' van het ministerie van EL&I gaan intussen
alleen over marketing. Vernieuwing, inclusief culturele en
wetenschappelijke, wordt uitsluitend gezien als vergroting van
marktpotentieel. Ook het Rijk streeft naar winstmaximalisatie in strikt
pecuniaire zin -- subsidies worden toenemend gegeven op voorwaarde dat het
geïnvesteerde geld terugvloeit. Dat culturele ontwikkeling over meer gaat
dan marktvergroting voor bekende successen is vergeten. De Rijksoverheid
wast zijn handen en telt zijn geld.

Op maandag 27 juni debatteert de Commissie Onderwijs, Cultuur en Media van
de Tweede Kamer over de nu gepresenteerde plannen en het advies van de
Raad voor Cultuur, dat door Zijlstra grotendeels is genegeerd. Er zal
protest klinken, er zal wat bijgesteld worden, maar het is zeer
onwaarschijnlijk dat de oppositie de gelovigen van het marktevangelie zal
kunnen bekeren. Voor Items betekent het dat we zo'n twintig procent van
onze inkomsten elders moeten vinden. Voor andere tijdschriften in de
kunstensector kan het verlies van Rijkssteun nog dramatischer uitvallen.
Wij gaan dat overleven, in de overtuiging dat er een gezonde markt is voor
het product dat we al bijna dertig jaar maken: een tijdschrift voor
cultuurkritische en onafhankelijke designjournalistiek en essayistiek.



De fondsen in cijfers (in miljoenen Euro's):

2011:

Fonds BKVB: 25,2
Mondriaan Stichting: 19,7
Stimuleringsfonds voor de Architectuur: 9,1

totaal: 54,0

2013:

Mondriaanfonds: 25,6
Fonds Creatieve Industrie: 11,4

totaal: 37,0

korting totaal: 31%



De sectorinstituten in cijfers (in miljoenen Euro's):

2011:

NAI: 6,5
Premsela: 2,9
Virtueel Platform: 0,6

totaal: 10,0

2013:

Sectorinstituut Creatieve Industrie: 7,8

korting totaal: 22%

______________________________________________________
* Verspreid via nettime-nl. Commercieel gebruik niet
* toegestaan zonder toestemming.<nettime-nl>  is een
* open en ongemodereerde mailinglist over net-kritiek.
* Meer info, archief&  anderstalige edities:
* http://www.nettime.org/.
* Contact: Menno Grootveld (rabotnik@xs4all.nl).

--
Floor van Spaendonck

Virtueel Platform sectorinstituut e-cultuur
Damrak 70 | 1012 LM Amsterdam
www.virtueelplatform.nl | 0206273758

______________________________________________________
* Verspreid via nettime-nl. Commercieel gebruik niet
* toegestaan zonder toestemming. <nettime-nl> is een
* open en ongemodereerde mailinglist over net-kritiek.
* Meer info, archief & anderstalige edities:
* http://www.nettime.org/.
* Contact: Menno Grootveld (rabotnik@xs4all.nl).